Nieuws uit Afrika

Kees Verduin

Een tijd geleden kwam één van de redacteuren van de SOFA bij me langs met de vraag of ik een column wilde vullen. Toen ik vroeg waarmee deze column gevuld moest worden, bleek het erop neer te komen dat ik dat zelf mocht weten. Ik vroeg een paar dagen bedenktijd en stemde toen toe. Dat was het gemakkelijke deel van het antwoord op de vraag van Sofa.
Na wat brainstormen, proberen en verwerpen, stuitte ik in een boekje over Erasmus op de opmerking dat diegenen, waarmee Erasmus rond 1500 correspondeerde, benieuwd waren of er nog "nieuws was uit Afrika" was, waarbij via Afrika werd verwezen naar zijn schrijftafel. In de Adagia van Erasmus, een verzameling van een dikke 4000 Latijnse zegswijzen, komt de uitdrukking "Semper Africa novi aliquid apportat" voor oftewel "Afrika biedt altijd wat nieuws" (adagia 3.7.10).
Een korte zoektocht via Alta Vista leerde me dat de uitdrukking uit Plinius' Historia Naturalis afkomstig is, een 37 delige encyclopedie over de natuur in de breedste zin van het woord, en weer wat later las ik in boek 8 hoofdstuk 17 "unde etiam vulgare Graeciae dictum semper aliquid novi Africam adferre" wat zoveel wil zeggen als "vanwaar ook het alom bekende Griekse gezegde dat Afrika altijd wat nieuws te bieden heeft".
Toen ik uiteindelijk alleen nog als extra gegeven vond dat de zegswijze mogelijk (maar niet zeker) uit Herodotus of Aristoteles afkomstig was, ben ik wegens tijdgebrek gestopt (misschien later nog een keer).

Een lange inleiding om een titel te verklaren nietwaar? Mijn opzet voor deze column is om per keer een klassieke tekst, die naar mijn mening een zekere psychologische relevantie heeft, onder de aandacht te brengen aan de hand van een citaten en voorbeelden. Maar aangezien ik de baas ben van de column is het niet uitgesloten dat ik ook wel een wat anders doe.
Nog even een opmerking over hoe Romeinse boeken qua omvang moeten worden gezien in vergelijking met de boeken die wij vandaag de dag lezen. Het hierboven vermelde boek 8 van Plinius bevat 84 hoofdstukken en de Latijnse tekst zou ongeveer 40 pagina's A4 met 40 regels per pagina beslaan.

Ik wilde deze eerste keer beginnen met de Confessiones (Belijdenissen) uit 397 van de Afrikaanse kerkvader Augustinus (geboren 13/11/354 in Thagaste - gestorven 20/8/430 in Hippo).
Na enige opmerkingen over zijn schooltijd, zal ik wat vertellen over Augustinus' ideeën met betrekking tot het lezen en het geheugen en hoe die ideeën samenhangen met zijn (klassieke) opleiding.

Augustinus schreef de Belijdenissen zo'n 10 jaar na zijn bekering tot het christendom en het boek vormt een mengsel van het ophalen van herinneringen, zelfbespiegelingen en meditaties van een bijzonder mens in een roerige tijd. Het kan als zodanig als de grootvader van alle ego-documenten worden beschouwd.
Om een idee van de omvang te krijgen, de volgende getallen: de tekst van de Bekentenissen bevat 13 boeken en totaal 278 hoofdstukken, die in vertaling tussen de 200 en 400 pagina's beslaan. De Latijnse tekst van boek 10, met 43 hoofdstukken het langste deel, telt ongeveer 1200 regels, wat overeenkomt met ongeveer 30 pagina's A4.

De schooltijd van Augustinus kunnen we via zijn herinneringen, neergelegd in het eerste boek van de Belijdenissen, meebeleven. De lagere school was geen succes voor Augustinus. Latijn (zijn moerstaal) vond hij leuk als ook de verhalen over Aeneas en Troje die op school verteld werden tijdens de les. Tegen het Grieks dat hij moest leren had hij echter een sterke afkeer, omdat het moest, en dat kostte hem menige striem. Daar had men thuis echter geen medelijden mee. Ook rekenen en taal vond hij maar niks.
Als reden voor zijn slechte prestaties geeft Augustinus dat hij in die tijd nog geheel door spelen in beslag werd genomen en dat het gebrek aan resultaten niet te wijten was aan gebrek aan capaciteiten. Hij merkt op dat "ongedwongen nieuwsgierigheid veel effectiever is dan een lesregime gebaseerd op angst" en dat voor Griekse jongetjes het lezen van Vergilius waarschijnlijk net zo erg zou zijn geweest als het lezen van Homerus voor hem was. Aan zijn gebrekkige kennis van het Grieks heeft Augustinus slechts weinig meer kunnen doen, ondanks serieuze inspanningen in die richting op latere leeftijd.
Als puber vervalt hij van kwaad tot erger, begint te stelen en... maar dat is een ander verhaal. Zijn academische carrière neemt daarentegen een hoge vlucht (ook een ander verhaal).

We slaan een aantal jaren over: Augustinus is samen met zijn moeder in Milaan vanwege zijn professoraat in de retorica aan het keizerlijke hof aldaar en komt daar in contact met bisschop Ambrosius (in de periode 384-386, Belijdenissen boek 6 hoofdstuk 3). Ambrosius heeft een manier van lezen waarover Augustinus zich nogal verbaast: "Terwijl hij las, gleden zijn ogen over de pagina's ... maar zijn stem en tong waren stil. Dikwijls ... zagen we hem aldus in zichzelf lezen."
Dit is iets wat Augustinus en blijkbaar ook de anderen niet kennen: stillezen. Hardop een tekst voorlezen dat was de gewoonte van alledag. Augustinus komt zelfs nog met een aantal vermoedens waarom Ambrosius niet hardop leest (last van zijn keel, wil niet gestoord worden door opmerkingen of vragen van anderen over de tekst die hij leest etc.). Het zou mogelijk ook een vorm van privacy kunnen zijn die Ambrosius zich aanmeet en die voor de anderen iets ongewoons, ja zelfs iets engs heeft, aangezien ze niet meer precies weten wat Ambrosius leest. Elders schrijft Augustinus dat wanneer monniken hem zelf jaren later zien lezen, ze tot hun verbazing constateren dat zijn lippen bewegen zonder dat ze iets horen. Toen had ook hij het stillezen (gedeeltelijk) onder de knie.
Toen ik dit bovenstaande schreef vroeg ik me af of er misschien nog andere redenen waren die maakten, dat stillezen voor Augustinus niet gewoon was. Enig zoekwerk leerde me dat de manier van schrijven die de Romeinen hanteerden debet was aan de praktijk van het hardoplezen. Ze gebruikten voor het schrift de capitalis rustica of de unciaal, lettervormen die enigszins lijken op onze hoofdletters. In het algemeen werden er geen spaties of leestekens gebruikt en werd ook het einde van een regel niet aangeven, hoewel daar wel systemen voor bestonden. De voorgaande en deze zin zouden er in een romeins handschrift in de tijd van Augustinus ongeveer als volgt uitzien:
INHETALGEMEENWERDENERGEENSPATIESOFLEESTEKENSGEBRUIKTENWERDOOKHETEINDEVANEENZINNIE TAANGEGEVENHOEWELDAARWELSYSTEMENVOORBESTONDENDEVOORGAANDEENDEZEZINZOUDENERINEENRO MEINSHANDSCHRIFTINDETIJDVANAUGUSTINUSONGEVEERALSVOLGTUITZIEN.

Een dergelijk schrift maakt dat je veel langzamer gaat lezen (probeer maar) omdat je de tekst letterlijk moet uitspellen. Daarnaast zul je merken dat het hardoplezen je helpt bij het lezen en dat een tekst "even diagonaal doorlopen" onmogelijk is.
Pas na de 6de eeuw werd onder invloed van Britse monniken spaties en andere leestekens gebruikt en nog een paar honderd jaar later begon stillezen opgang te maken. Dat betekent niet dat men niet eerder KON stillezen maar het werd eenvoudig niet toegepast.

In boek 10 doet Augustinus in de hoofdstukken 8 t/m 19 een verslag van een introspectief onderzoek naar zijn eigen geheugen en daar komt hij in hoofdstuk 8 "in velden en ruime paleizen van het geheugen, waar schatkamers zijn van ontelbare beelden".
Dit beeld doet sterk denken aan de bij de retorische opleiding in zwang zijnde methode der loci, een geheugentechniek, die gebruik maakt van het plaatsen van objecten, die geassocieerd zijn met wat je wilt onthouden, in een ruimte waarvan je in het geheugen een voorstelling hebt gemaakt. Door in gedachten later door deze ruimte te 'lopen' kom je de objecten weer tegen (=herinneren).
In hoofdstuk 10 bespreekt hij het onthouden van begrippen, los van zintuigelijke associaties. Het is hem onduidelijk hoe deze begrippen in zijn geheugen zijn terechtgekomen en hij suggereert dat ze er al waren op een verborgen plek en wanneer een 'nieuw' begrip expliciet genoemd wordt komt, wordt het in zijn geheugen 'boven water' gehaald. Dit wordt in hoofdstuk 11 tot een algemeen idee over leren uitgewerkt.
Dit doet denken aan de Socratische idee dat bij diegene, die iets wil leren, al iets aanwezig is dat 'gewekt' kan worden, doordat hij er aan herinnerd wordt. Het beroemde voorbeeld van deze zogenaamde vroedvrouwenmethode (maieutikos) is te vinden in Plato's dialoog Meno waar een jongetje onder leiding van Socrates de stelling van Pythagoras bewijst.
Verdere onderwerpen in de hoofdstukken 13-18 zijn: het onthouden van gemoedstoestanden en het vergeten van iets, waarvan je weet dat je het tevoren wist, dat je dan weer herinnert. Dit duidt er op dat het dus nog in het geheugen aanwezig moet zijn geweest.
In hoofdstuk 19 beschrijft Augustinus als voorbeeld van dit laatstgenoemde een verschijnsel, ook wel bekend onder de naam Tip of the Tongue (TOT) fenomeen, dat de meesten van ons wel kennen: je ziet een bekende en kan op dat moment niet meer op zijn of haar naam komen; je weet wel wat het niet is en wanneer je de naam hoort zeg je "oh ja dat was het", je herinnert je nu de naam weer.
Anderen na Augustinus, zoals William James en Marcel Proust, hebben zich ook aan de beschrijving van dit verschijnsel gewaagd en met succes.

Er zijn nog veel meer interessante en ontroerende passages te noemen, zoals een onderzoekje door Augustinus naar de validiteit van astrologie in boek 7 hoofdstuk 6 en zijn bekering in de tuin (tolle, lege) in boek 8 hoofdstuk 8, maar eigenlijk moet je de Belijdenissen gewoon eens zelf lezen.

Referenties
  1. De Adagia van Erasmus (zonder uitleg, alleen Latijn!)

  2. De elektronische tekstversie van de complete Historia Naturalis van Plinius (alleen Latijn!)

  3. Voor een vertaling van Plinius' Historia Naturalis kun je het beste de ééndelige bloemlezing uit de penguin classics serie nemen (bevat niet de "Nieuws uit Africa" passage!). Zij die het naadje van de kous willen weten, kunnen de tweetalige (latijn-engels) Loeb editie van Plinius raadplegen (10 delen, in de UB aanwezig).

  4. Een goedkope vertaling van de Belijdenissen is ofwel als prismapocket ofwel als penguin classics pocket te vinden (probeer eventueel de Slegte)

  5. Een goede introductie op Augustinus geven de WWWpagina's van James J. O'Donnell, een Augustinus-expert (met o.a. de Latijnse tekst en vertalingen van de Belijdenissen)

  6. Een voorbeeld van Romeins schrift met een toelichting op de problemen die dat gaf met het lezen