Nieuws uit Afrika

Wat is de relatie tussen Brad Pitt en Thomas van Aquino? Ze hielden zich beiden bezig met de zeven doodzonden, het onderwerp van deze column. De één als detective Mills in de film Se7en en de ander als theoloog. Hoe kunnen de doodzonden gebruikt worden als ‘psychologisch’ model voor menselijk gedrag? Kom je voor een doodzonde in de hel terecht? Dit alles en meer komt aan de orde en wordt gelardeerd met uitstapjes naar Sophokles, Thomas van Aquino, Dante en Thomas Browne.

o o o

Kees Verduin

o o o

De vorige column (over het liegen) en een bezoekje aan de Bosch-tentoonstelling in het museum Booijmans van Beuningen in Rotterdam brachten me op het idee om nog wat meer aandacht aan de negatieve aspecten van de menselijke karakter te besteden. Meer in het bijzonder wilde ik het hebben over de zeven doodzonden die door Hiëronymus Bosch zijn afgebeeld: hoogmoed, jaloezie, woede, traagheid, vrekkigheid, gulzigheid en lust. De traagheid (sloth in het Engels, wat ook de Engelse naam voor de luiaard is) lijkt op het eerste gezicht een buitenbeentje temidden van de andere zonden. Ik zal hier nog op terugkomen.

Het schilderij van Bosch hing in de slaapkamer van Filips II en diende om hem dagelijks te herinneren aan de invloed van deze zonden waaraan ieder mens bloot staat, zodat hij zich kon afvragen: “Was ik vandaag ijdel, afgunstig, vertoornd, traag, vrekkig, gulzig of door lustgevoelens bevangen?” Elk van deze zeven ondeugden stond aan de basis van een groot aantal meer specifieke zonden, die soms zwaarder waren dan de doodzonde waar ze uit ontstonden. Al vroeg werden de doodzonden beschreven en afgebeeld als een boom met de Trots als stam/wortels, waaraan dan de doodzonden als zeven takken ontsproten met aan elke tak weer takken en bladeren. Men construeerde als tegenhanger tegelijkertijd ook een dergelijke boom op basis van de zeven deugden, zodat het allemaal een beetje in evenwicht leek te zijn.

Thomas Browne (1605-1682) schreef dan ook opgelucht: “I thank God, amongst those millions of vices I do inherit and hold from Adam, I have escaped one, and that a mortal enemy to charity,--the first and father sin, not only of man, but of the devil,--pride; a vice whose name is comprehended in a monosyllable, but in its nature not circumscribed with a world, I have escaped it in a condition that can hardly avoid it.” (Religio Medici, II:8). Je kunt je natuurlijk afvragen of je niet op het grens van de waarheid en onwaarheid balanceert wanneer je zegt, laat staan schrijft, dat je niet aan de invloed van de Trots toegegeven hebt.

Dé autoriteit op het gebied van de doodzonden is Thomas van Aquino (1224-1274), die in zijn Summa Theologia als ook in zijn Quaestiones disputatae de Malo een systematisch overzicht gaf van de doodzonden en op basis van de literatuur ‘bewees’ dat het a) ook allemaal doodzonden waren en b) dat het er precies zeven waren, niet meer en ook niet minder. Vincent Beauvais geeft in zijn Speculum Historiale (1260) na de bespreking van de zondeval een beknopt overzicht van de hoofdzonden en hun onderlinge relatie. Opvallend is dat hij dit in de vorm van een causaal model voor menselijk gedrag presenteert. Niet zo fraai vernederlandst staat er het volgende: “Het betreft een verdeling in 7 hoofdzonden, waarvan Trots de wortel is. Uit Trots ontspruit IJdelheid. De Trotse mens wil namelijk door allen worden geprezen, zodat hij door allen kan worden gerespecteerd. Dat leidt tot Jaloersheid, omdat men zelf lof begeert en men anderen dezelfde lof misgunt. Dat leidt tot Woede omdat de geest door andermans geluk wordt gekweld en het geestesoog door deze toestand van Woede in verwarring wordt gebracht. Dat leidt dan tot Traagheid omdat de geest in opperste verwarring is geraakt en van al het goede walgt. Uit Traagheid komt Vrekkigheid voort omdat de verwarde en bedrukte geest geen innerlijke vertroosting meer ervaart en vertroosting in aardse zaken buiten zichzelf zoekt in de vorm van Vrekkigheid. Op Vrekkigheid volgt Gulzigheid, omdat Gulzigheid consumeert, wat Vrekkigheid bij elkaar schraapt. Vandaar dat de rijken, die zich dagelijks aan eetfestijnen te buiten gaan, gulzig plegen te zijn. Gulzigheid leidt tot Lust omdat de buik en de geslachtsdelen dicht bij elkaar liggen en de onderlinge nabijheid van deze organen tot een verbinding van zonden leidt. Uit deze onderling verbonden zonden wordt voor de zondaar als het ware een keten gesmeed, die hem bindt en naar de hel trekt.”. Zoals ik hieronder nog zal laten zien, kan men voor Traagheid ook Melancholie lezen. Het beeld van de zonden, die de zondaar tot keten zijn, zien we terug, wanneer Dickens in A Christmas Carol de geest van Jacob Marley beschrijft, die zich aan Ebenezer Scrooge toont om het bezoek van de drie geesten aan te kondigen.

Thomas van Aquino was niet de eerste die de doodzonden beschreef. Hij refereert zelf in zijn De Malo aan Aristoteles (de “Philosophus”) die in het derde boek van de Ethica de deugden en ondeugden tegenover elkaar zet. Thomas refereert ook aan Gregorius de Grote (540-604) die in zijn Commentaar op het boek Job schrijft dat “...septem sunt principalia uitia, scilicet inanis gloria, inuidia, ira, tristitia, auaritia, ventris ingluuis, luxuria” (...er 7 hoofdzonden zijn: ijdelheid, afgunst, toorn, neerslachtigheid, vrekkigheid, vraatzucht {van de buik} en lust). Let op de afwijkende benaming van de vierde ‘zonde’ neerslachtigheid versus traagheid. Als we nog eens goed naar het Latijnse woord Acedia of Accidia kijken, waarmee de traagheid wordt aangeduid, dan blijkt dit een leenwoord uit het Grieks (Akhdia) te zijn, dat nalatigheid of verwaarlozing betekent. Gebrek aan concentratie, waardoor men als een jonge hond achter alles aanrent en niets afmaakt, wordt eveneens met Acedia geassocieerd. Dit zijn zowel negatieve consequenties als ook oorzaken van traagheid.
In de beeldende kunst wordt Acedia afgebeeld door middel van een in zichzelf gekeerde, of slapende persoon. Niet toevallig zijn dit facetten van het klassieke melancholische type, dat zich ook nog eens kenmerkt door de vrekkigheid. Hier zien we een directe relatie tussen een karaktertype en doodzonde. Dit stelde het melancholische type in een kwaad daglicht en daarom probeerde een melancholicus als Ficino om melancholie op een hoger niveau te brengen (de ‘contemplatieve melancholie’), zich baserend op een verband tussen melancholie en genialiteit dat aan Aristoteles toegeschreven werd.

Ook in de literatuur van de middeleeuwen vinden we de doodzonden terug. Chaucer’s Canterbury Tales bevat de, niet zo populaire, Tale of the Parson, dat voor de helft uit een bespreking van de zeven doodzonden bestaat. Chaucer beschrijft, net zoals Vincent Beauvais dat eerder deed, de causale relaties tussen de verschillende doodzonden. John Gower schreef het gedicht Confessio Amantis or Tales of the Seven Deadly Sins, in de vorm van een droom van de verliefde dichter. De droomvorm werd ook toegepast in allegorische dichtwerken als Roman de la Rose en The Vision of Piers Plowman, waarin de doodzonden hun deuntje mogen meeblazen. Dante reserveert in zijn Divina Commedia een groot deel van het vagevuur (Purgatorio, canto 12-26) en een stukje in de ‘bovenste’ regionen van de hel (Inferno, canto 5-7) voor hen die zich schuldig maakten aan een doodzonde. Het vagevuur voor hen bij wie het tot een doodzonde (bijv. Woede), wat op zichzelf geen zwaar vergrijp is, beperkt blijft. De hel voor hen bij wie een dergelijke doodzonde leidt tot zwaardere zonden (zoals (zelf)moord en verraad).

Onder het motto “Wie de goden verderven willen, slaan zij eerst met waanzin.” laat Sophokles in zijn toneelstuk Ajax zien dat elementen van de doodzonden bij de Grieken reeds een rol speelden. Ajax, zoon van Telamon en na Achilles de sterkste der Griekse helden in de strijd om Troje, richtte tot tweemaal toe overmoedige woorden tot de godin Athene, waarin hij aangaf het wel zonder haar af te kunnen. Hiermee overtrad hij het Griekse principe “meden agan” (niets te veel) dat matiging in alles voorschrijft en groef zijn eigen graf. Hij verloor van Odysseus door een twijfelachtige beslissing in de wedren, bij de begrafenisspelen ter ere van Achilles, en zag de felbegeerde wapens van Achilles aan zijn neus voorbijgaan. Toen Ajax voor had om Odysseus en de Griekse leiders wegens het hem aangedane onrecht te vermoorden werd hij door Athene met waanzin geslagen. In de waan dat het zijn beoogde slachtoffers waren, koelde hij op barbaarse wijze zijn woede op een kudde schapen. Toen Ajax echter weer bij zinnen kwam en zich realiseerde wat er gebeurd was, stortte hij zich in zijn zwaard omdat hij niet met deze schande kon voortleven. Hier zien we Eigenwaan, via Jaloersheid (op Odysseus) en daarna Woede in Waanzin uitmonden, die ook hier de plaats van Acedia inneemt.

Dit voorbeeld kan ook als een waarschuwing dienen voor te ambitieuze carrieremannen en -vrouwen, die verblind door eigenwaan een trede te hoog stijgen op de ‘corporate ladder’ om dan tot ontdekking te komen dat ze zich op een functieniveau bevinden waarvoor hun capaciteiten ontoereikend zijn. Eerst ontstaat dan Jaloersheid jegens hun collega’s die wel functioneren en die zij als rivalen beschouwen. Dit wordt gevolgd door Woede, vanwege ‘het onrechtvaardige’ van hun situatie, totdat zij uiteindelijk in Melancholie wegzakken. Na enige tijd vindt dan een ontbinding van het werkverband plaats (bijv. geen verlenging van de aanstelling) of nog erger: een zijwaartse promotie naar een functie, waar men geen schade meer kan berokkenen. Dit laatste kan door de werkgever als leergeld worden afgeschreven en kan door de werknemer als een voorproefje van het echte vagevuur worden beschouwd.

Ik wil afsluiten met een laatste literair voorbeeld van eigenwaan: de eigenwaan van Malvolio, de majordomus van Olivia, in Shakespeare’s komedie Twelfth Night; or, What You Will. Malvolio waant zich een voortreffelijk mens (“... an affectioned ass... the best persuaded of himself, so crammed, as he thinks, with excellencies, that it is his grounds of faith that all that look on him love him; and on that vice in him will my revenge find notable cause to work.”) en is dan ook niet verbaasd als hij liefdesbrieven van zijn meesteres meent te ontvangen (“By my life, this is my lady's hand these be her very C's, her U's and her T's and thus makes she her great P's.”). Deze zijn in werkelijkheid van de hand van Maria, Olivia’s kamermeisje (“I can write very like my lady your niece”), die samen met Olivia’s oom Sir Toby en diens drinkgezel Sir Andrew probeert Malvolio voor gek te zetten (“we shall make him mad indeed”) en daar letterlijk in slagen. Malvolio wordt voor gek verklaard, opgesloten (“in a dark room and bound”), ge-brainwashed (“Madman, thou errest: I say, there is no darkness but ignorance; in which thou art more puzzled than the Egyptians in their fog.”), pas aan het einde van het stuk weer vrijgelaten en vol racune (“I'll be revenged on the whole pack of you.”) verlaat hij het het toneel.