Kiezen heeft niet alleen een inhoud ('Wat zal ik kiezen?'), maar houdt ook een bepaald denkproces in ('Hoe kies ik?'). Voor dit keuze-denkproces zijn vuistregels te formuleren. Dat wil zeggen dat er regels zijn waarvan op grond van theorie en praktijk is gebleken dat deze het denkproces optimaliseren. Een expert in het oplossen van problemen gebruikt deze vuistregels. Beginners in het oplossen van problemen gaan vaak lukraak te werk en durven niet de noodzakelijke tijd te nemen.
'Dat lijkt mij wel leuk' is een goed begin, maar er is meer nodig dan een intuïtieve voorkeur. Om een beslissing te kunnen nemen zal je in de eerste plaats over informatie moeten beschikken over enerzijds studierichtingen en over anderzijds jouw interessen en capaciteiten.
Vuistregel 1.1. Wie niet kan kiezen weet nog niet genoeg.
Vuistregel 1.2. Wie niet kan stoppen met informatie verzamelen durft kennelijk niet te kiezen en zoekt eerder geruststelling dan onmisbare informatie.
Dit zijn twee vuistregels die tegengesteld lijken, maar de twee kanten van kiezen weergeven. Vuistregel 1.1. benadrukt dat informatieverzamelen nodig is. Terwijl vuistregel 1.2. de emotionele kant aangeeft en benadrukt dat kiezen nu eenmaal spannend is. Verzamel informatie over de opleiding en over jezelf en weeg af. Meer kan je niet doen.
Vuistregel 2. Kies de studierichting uit waarvan de kenmerken het beste passen bij jouw eigen kenmerken ('matching'). Psychologische testen helpen daarbij. De Studiekeuzefestivals bieden interesse tests!
Voor een bepaalde studierichting heb je bepaalde interessen, intelectuele capaciteiten en zelfsturing ( toelichting ) nodig. Ken jezelf en de opleiding en vergelijk.
Vuistregel 3. Kiezen is het oplossen van een probleem. Bij een studiekeuzeprobleem zijn er meerdere oplossingen mogelijk. Het gaat er om de beste oplossing te vinden en dat wil niet zeggen dat de andere oplossingen onzin zijn. Deze zijn minder goed op grond van wat jou nu bekend is.
As. studenten kunnen soms naar iets streven wat onmogelijk is: één ideale studie terwijl de rest oninteressant is. In de realiteit is meestal is één opleiding alleen maar interessanter dan de andere.
Vuistregel 4. Met een studiekeuze leg je jezelf niet vast voor de rest van je leven. Het is een belangrijke keuzemoment die een richting aangeeft, maar leven is altijd bewegen en veranderen. Belangrijk is dat je voelt dat je in de goede richting zit.
Je zult nog vele keuzemomenten tegenkomen, zoals na het eerste jaar, in de loop van de verdere jaren, na het afstuderen en in jouw werkloopbaan. Flexibiliteit wordt juist de laatste jaren sterk benadrukt.
Vuistregel 5. Laat het keuzeproces min of meer systematisch verlopen in fasen (het 'problem solving model'):
- Analyseer het probleem (orientatie en concretisering)
- Stel mogelijke en meerdere oplossingen op
- Weeg voor - en nadelen af
- Neem de 'beste beslissing'
- Evalueer je beslissing. Bevalt deze? Zo niet analyseer opnieuw het probleem.
(meer informatie over keuzeprocessen )