Nieuws uit Afrika

o o o

Door de introductie van het schrift, de boekdrukkunst en latere vormen van informatiereproductie lijkt de noodzaak van informatie kunnen onthouden verminderd. De benodigde informatie is nu, in het algemeen, in betaalbare en gemakkelijk toegankelijke vorm beschikbaar. “Dat zoeken we even op” is sinds het programma ‘Per Seconde Wijzer’ een gevleugelde uitdrukking geworden. Ook in het onderwijs ligt de nadruk steeds minder op kennis en steeds meer op hoe de benodigde informatie gevonden en gebruikt kan worden. Hoe ging het vroeger toe, toen men nog wel alles moest onthouden?

o o o

Kees Verduin

o o o

Toen de Egyptische god Toth aan koning Thamus de voordelen van het schrift probeerde duidelijk te maken, reageerde deze laatste afwijzend omdat volgens hem het geheugen van de mens zou achteruitgaan door het gebruik van schrift (Plato, Phaedrus, 274c-275b). Dit was het tijdperk van de ‘ademende bibliotheken’: de priesters en vertellers. Elke cultuur kent zijn omvangrijke dichtwerken en parelsnoeren van verhalen, die bij de toehoorders net zo bekend en geliefd waren als bij de vertellers, die er elk hun eigen specifieke invulling aan gaven: de Mahabharata, Ramayana, Ilias, Odyssee, 1001 nacht en de Kalevala. Door schrift en boekdrukkunst zijn de teksten op den duur gefixeerd, maar tot die tijd waren deze ‘zeeën van verhalen’ vloeibaar en lag alleen de grote lijn vast. Daartegenover staan de omvangrijke religieuze werken als het Dodenboek, de Torah, de Koran en de Bijbel, waarvan de tekst tittel noch jota mocht veranderen en die letterlijk van A tot Z uit het hoofd geleerd werden en in mindere mate nog steeds worden.

Ook toen men de teksten opschreef, was, door het gebruik van de schriftrol, die tekst alleen serieel toegankelijk. Een gebrek aan leestekens in het Grieks-Romeinse schrift en aan klinkeraanduidingen in het Hebreeuws, maakte dat men de teksten moest uitspellen en/of kennen om ze te kunnen lezen en nog steeds hardop las. Deze langzame en intensieve vorm van lezen zal het onthouden van de teksten hebben geholpen, zodat men in het algemeen uit het hoofd citeerde in plaats van de lastige tekstrol te raadplegen en de mogelijke kans op fouten maar op de koop toe nam. Pas met de introductie van het boek als publicatievorm, het algemeen gebruik van leestekens, inhoudsopgaven en indexen, kwam een eind aan de bovengenoemde problemen. Maar dan zijn we al weer eeuwen verder. En in de tussentijd werden boeken nog steeds met de hand geschreven en waren ze dus onbetaalbaar voor de gewone man.

Volgens een oude overlevering was de Griekse dichter Simonides van Ceos te gast bij een diner. Toen hij even van tafel ging, stortte het plafond van de eetzaal naar beneden en verpletterde alle overige aanwezigen. De lijken waren onherkenbaar verminkt en derhalve niet te identificeren, maar Simonides herinnerde zich nog precies waar elk van de gasten had aangelegen. Zo konden de nabestaanden hun omgekomen familieleden alsnog de laatste eer bewijzen.

Deze anekdote diende sinds Cicero eeuwenlang als historische inleiding in verhandelingen over de training van het geheugen: de zogenaamde Ars Memoriae. Een korte beschouwing over de verschillende geestelijke vermogens hoorde ook bij de inleiding van deze verhandelingen. Men baseerde de indeling van geestelijke vermogens nog op het werk van Aristoteles en vulde deze vanaf de 16de eeuw aan met een afbeelding van een opengewerkt hoofd. Merk op dat de zintuigen in het voorhoofd samenkomen in de communis sensus oftewel de common sense.

Hoewel men een aantal manieren heeft ontwikkeld om het geheugen te versterken, is de Methode van de Loci wel de oudste en meeste verbreide. Hoe werkt deze ‘plaatsmethode’? Kies eerst een ruimtelijke structuur en prent deze in: concreet zoals een huis, een theater, een stad of abstract zoals Metrodorus van Scepsis deed: gebruik de twaalf tekens van de dierenriem, elk onderverdeeld in drie decaden van elk 10 plaatsjes wat neerkomt op een systeem met 360 locaties.
Johannes Romberch geeft in zijn Congestorium Artificiose Memorie uit 1533 in twee illustraties 1) een aantal locaties binnen een abdij met elk 10 beelden: de algemene ruimte (aula), de bibliotheek en kapel, en 2) een aantal locaties in een stad: de barbier (barbi tonsor), wapensmid (bellator), bibliopola (boekwinkel), de abdij (abati) het slachthuis (bovicida) en de ossendrijver (bubulcus). Elke locatie is in principe bruikbaar als het je maar een groot aantal te onderscheiden plaatsen oplevert. Wanneer je iets wilt onthouden, dan kies je ‘een beeld’ dat daarmee geassocieerd is en zet dat in jouw ruimtelijke structuur neer. Let op dat het niet te klein is, in een donker hoekje terechtkomt of ergens achter schuil gaat. In Luria’s Mind of a Mnemonist vertelt de hoofdpersoon S dat hij een ei ‘kwijtraakte’ omdat hij het te klein had voorgesteld en het niet meer zag. Zet het object dus in het volle licht, bij een raam of in de schijnwerpers als het echt belangrijk is en maak het opvallend, gruwelijk of dramatisch. Wanneer je het later weer wilt herinneren, loop je terug naar de plek waar je het neergezet hebt en kijkt wat daar staat en klaar is J.

Het zal duidelijk zijn dat dit geen aanpak is die je in een weekend onder de knie hebt, maar die langdurige training, discipline en volharding vraagt. Ten eerste moet de locatie ‘muurvast’ ingeprent zijn en groot genoeg zijn voor een groot aantal beelden, daarnaast heb je een uitgebreid arsenaal aan standaardbeelden nodig, waaraan je de te onthouden zaken kunt koppelen en last but not least moet je het beeld goed wegzetten en weer kunnen reproduceren wanneer je het nodig hebt. En wat doe je wanneer je het niet meer hoeft te onthouden? Je verwijdert het beeld, zodat je het niet meer tegenkomt bij een volgende ‘visite’. De handleidingen maken verder nog een onderscheid tussen het onthouden van objecten en het onthouden van woorden. Men was het er over eens dat dit laatste moeilijker was. Sommigen ging zelf zo ver om woorden te onthouden via de beginletters van objecten of via speciale alfabetten.

Zo kan een redenaar dus zijn betoog van tevoren in de vorm van een aantal indringende beelden in zijn ‘locatie’ neerzetten en bij de presentatie zijn locatie doorlopen en de beelden één voor één afwerken. Doe nu je ogen eens dicht en probeer eens om de voordeur van jouw eigen woning voor te stellen. Als dat lukt, probeer dan de deur eens open te maken en als dat lukt, ga dan naar binnen. Zie je het allemaal in kleur, zwart/wit of is het onduidelijk? Ging de deur makkelijk open? Heb je een sleutel gebruikt of ging de deur gewoon open toen je het wilde?

Sommige mensen zullen zich nu gaan afvragen wat hier eigenlijk gebeurt. We ‘zien’ met onze ogen dicht een serie losse plaatjes of een filmpje van iets wat er niet is en proberen het ook nog een beetje te sturen. Uit het feit dat de Methode van de Loci eeuwenlang een standaard geheugentraining is geweest, zou je misschien kunnen/mogen concluderen dat deze aanpak werkte. De Methode van de Loci lijkt op (dag)dromen en fantaseren, alleen ben je actief bezig om interne representaties (mogelijk van externe objecten) te activeren (er door heen lopen, kijken naar beelden) en voor onbepaalde tijd te wijzigen (je zet een beeld neer, je haalt het weer weg) en het succes van de methode berust erop dat dit activeren en wijzigen lukt.

Deze vorm van geheugentraining maakte deel uit van de opleiding tot redenaar, één van de zeven vrije kunsten (artes liberales), en behoorde daarmee tot de standaarduitrusting van elke persoon in de Grieks-Romeinse Wereld die iets in de politiek wilde bereiken. Augustinus heeft het in zijn Confessiones over de velden en paleizen in zijn geheugen: informatie-opslagstructuren, die hij waarschijnlijk tijdens zijn opleiding tot rhetorica heeft leren creëren en toepassen.

Tot slot heeft dit koppelen van de externe wereld aan interne representaties ook de vraag doen rijzen, of en hoe men kennis over alles zou kunnen representeren en kunnen manipuleren. Het systeem van de 13de eeuwse Spaanse geestelijke Raymundo Lull, dat een eerste toepassing was van de combinatoriek in Europa, is hier een voorbeeld van. Zijn ideeën werden later overgenomen, aangepast en uitgebreid door Giordano Bruno, Giulio Camillo en Gottfried Wilhelm Leibniz. Deze laatste introduceerde ook de binaire representaties maar dat is weer een ander verhaal.

Veel van het bovenstaande is gebaseerd op The Art of Memory van Francis A. Yates, dat ik voor het eerst, maar niet voor het laatst, tijdens mijn studie las, na het theorieblok ‘geheugen’.

o o o